donderdag 15 januari 2015

“Ik moet er door”


“Het is een bloedhete dag in juli. Het zweet glijdt in straaltjes van mijn lichaam. Mijn maatje en ik zitten in het bureau een lijkvinding te debriefen. Omstanders zagen een persoon in het water liggen en belden 112. Nadat we constateerden dat er echt een dode in het water lag, wachtten we de komst van de forensische opsporing af. Daarna restte ons de taak om haar dochter te vertellen dat moeder niet meer thuiskomt en nu zijn de we dus weer op het bureau.

Tijdens de debriefing kraakt de portofoon voor de volgende melding. Wij worden geroepen en krijgen een melding van een auto die op een vreemde plek staat en waar rook onder de motorkap vandaan komt. We ronden snel af, stappen in onze politieauto en rijden met zwaailichten en sirenes naar de opgegeven locatie. We moeten bij een tunneltje onder de A6 zijn en komen daar vrij snel ter plaatse.

Ik stap uit, loop naar het kleine autootje en zie dat er inderdaad wat stoom onder de motorkap vandaan komt. De auto is aan de voorzijde flink beschadigd en de motor is de auto ingedrukt, wat wijst op een flinke klap. Het ziet er niet best uit en ik heb al een voorgevoel van wat ik te zien ga krijgen. Op het eerste gezicht lijkt de bestuurdersstoel leeg. Als ik beter kijk, zie ik dat onder het stuur een kleine vrouw zit. Ze zit in een onnatuurlijke houding en reageert niet meer. De brandweer komt ter plaatse en gaat het lichaam bergen.

Twee mensen staan op korte afstand van het incident en verontschuldigen zich dat zij alleen maar 112 gebeld hebben. Ik noteer hun gegevens, bied slachtofferhulp aan en verzeker ze ervan dat ze juist het enige goede hebben gedaan: 112 bellen. Ze zijn in shock.

Het tunneltje vormt een doorgang onder de snelweg A6 door. Ik span een lintje om nieuwsgierige omstanders op afstand te houden. In gedachten ben ik bij onze tweede dode van vandaag en denk aan het gesprek dat wij straks zullen voeren met de familie van het slachtoffer. Terwijl ik werktuigelijk mijn lintje knoop, stapt een man van zijn fiets. Met een armzwaai wijst hij eerst naar mijn lint en vervolgens in de richting van waar hij woont. “Ik moet erdoor, anders moet ik omfietsen”. Als ik niet snel genoeg reageer herhaalt hij zijn verzoek. Ik slik en wil uitvallen. Net op tijd realiseer ik mij dat voor deze man waarschijnlijk het lintje de meest ingrijpende gebeurtenis van de dag is. “Deze weg is nog even afgesloten”, zeg ik en wens de man een goede avond.”

Leo (39) werkt sinds zes jaar bij de politie, Eenheid Midden-Nederland en volgt momenteel de opleiding tot politiekundige bachelor aan de Politieacademie.



maandag 5 januari 2015

Rouw en verlies...

“Sinds ik in 2013 aan de opleiding startte, ben ik nog nooit tegen een taak aangelopen die ik niet graag uitvoer. Tuurlijk heb ik mijn favoriete en minder favorieten taken, maar echt met tegenzin….dat had ik nog nooit ervaren.

Recentelijk maakten we een begin aan het onderdeel ‘rouw en verlies’. Tijdens deze training leren we hoe we slechtnieuwsgesprekken moeten voeren met nabestaanden. Wat kan daar nu moeilijk aan zijn? Allereerst starten we de training met zelfreflectie. We kijken naar onze eigen ervaringen met rouw en verlies. Hoe hebben we het verwerkt en wat vonden we belangrijk om te weten. Tijdens de zelfreflectie kom je erachter dat je het slechtnieuwsgesprek niet ‘even’ voert. We moeten veel details weten voordat we in de auto stappen op weg naar de nabestaande. Wie was het slachtoffer en hoe zag hij/zij eruit, de situatie die zich heeft afgespeeld, de spullen die het slachtoffer bij zich had, enzovoorts. Ik moest eigenlijk allemaal dingen weten die ik liever niet weet, want nu staan de nabestaanden dichterbij mij. Ik had de angst dat je het persoonlijk gaat aantrekken. Ik ben dan wel politieman, maar ook politiemens. De reden om zoveel informatie te verzamelen is omdat we de nabestaande ervan moeten overtuigen dat het om hun dierbare gaat. Mensen hebben namelijk de neiging om het nieuws te ontkennen. Het is aan ons de taak om informatie te geven totdat men beseft dat het echt hun dierbare betreft.

Om de training af te sluiten gingen we oefenen op de Politieacademie met acteurs. De oefening speelt zich af in twee lokalen die aan elkaar geschakeld zijn, opgesplitst door een glazen wand. Aan de ene kant bevindt zich een leslokaal met audioapparatuur en aan de andere zijde een woonkamer voorzien van microfoons. In het leslokaal krijgen ik en mijn collega de details over het ongeval. Een vrouw is al bellend, tussen twee geparkeerde auto’s gefietst en geschept door een achteruitrijdende auto. De vrouw overleed ter plaatse. Wij gaan het slechte nieuws brengen aan haar dochter. Eenmaal in de woonkamer treffen we ook een vriend aan. Stap 1: het slechte nieuws direct melden. Dat was moeilijk, want je wilt het helemaal niet vertellen. Je blijft immers een mens. Na een korte introductie is het hoge woord eruit en de dochter is helemaal overstuur. De vriend begrijpt het niet en wilt met zijn jas aan naar het ziekenhuis. Opnieuw moet ik het slechte nieuws vertellen “Uw vriendin heeft zojuist te horen gekregen dat haar moeder dood is”.  Ook al werk je met acteurs, dit alles raakt je. Dan moet je nog vragen gaan beantwoorden en met de nabestaande mee naar het mortuarium.

Niemand wil dit werk doen. Iedereen wil boeven vangen, maar ook dit hoort bij het politiewerk. Nadat ik de training en de oefening met acteurs op mij hebben laten inwerken, ben ik wel tot de volgende conclusie gekomen: ‘Het is alles behalve leuk, maar o zo belangrijk voor het rouwproces van de nabestaanden.”

Sander (33) heeft na een aantal jaar in het bedrijfsleven gewerkt te hebben, de overstap gemaakt naar het politievak. Hier vertelt hij over wat hij meemaakt in de opleiding en in zijn praktijkperiodes.