maandag 16 februari 2015

De grijze racefiets

Het is oktober en we hebben nachtdienst. De stilte op de portofoon wordt af en toe doorbroken door een melding die steeds voor andere eenheden blijkt te zijn. Halverwege de nacht worden we aangesproken aan de rand van de stad. “Sir, my bike is stolen, what should I do?”

Ik zou de vrouw bijna adviseren verder te gaan lopen, maar zover was ze zelf ook al. De vrouw is aangeschoten en ik vertel haar over aangifte via internet. Ze vertelt me nog dat ze hier studeert, dat de racefiets grijs is en dat ze de fiets op slot had gedaan. Nadat ik haar gegevens heb genoteerd, vervolgen wij onze surveillance.

We gaan staan op een weggetje met zicht op een rotonde. Veel van het inkomende en uitgaande verkeer komt hier langs. We controleren wat auto’s die allen in orde blijken te zijn. In de verte komt een busje aangereden. En dan, ineens, is daar mijn onderbuikgevoel. Dat gevoel staat nergens in de wetboeken en toch is het vaak de eerste stap naar een goede actie. Achter het stuur zie ik een bekende. Hij is bij de politie bekend in verband met heling en diefstal. Twee bijrijders zitten op de voorbank.

Het is halfvier en ik vraag mij af wat het busje hier om deze tijd doet. Het is de ideale tijd voor woninginbraken. Ik besluit een praatje te maken met de bestuurder. De man lacht vriendelijk. Als ik hem een vraag stel, reageert hij door mij duidelijk te maken dat hij mij niet verstaat. Ik hou vol en begin een praatje pot. Gelet op het tijdstip en het verhaal van de bestuurder heb ik eigenlijk het vermoeden dat de drie mannen het voorzien hebben op andermans spullen. Ik weet dat ik daar voorzichtig mee moet zijn. Toch wil ik ook scherp blijven omdat de man zich hieraan eerder heeft schuldig gemaakt.

Ik vraag de bestuurder om de achterdeur van zijn busje open te maken. De man begrijpt mij ineens volledig, dat zie ik in zijn ogen. Hij probeert er onderuit te komen maar ik vraag het hem natuurlijk niet voor niets. Dan zwaait de achterdeur open en zie ik ze liggen. Twaalf fietsen. De één nog mooier dan de andere en de meeste nog op slot. Als derde fiets van rechts ligt daar… de grijze racefiets!

De status van de man verandert naar die van verdachte. We verdenken hem van heling van twaalf fietsen en mogelijk de diefstallen zelf. We houden ook de twee bijrijders aan op verdenking van heling en diefstal. We nemen de fietsen en het witte busje in beslag voor verder onderzoek. Twee extra politieauto’s komen aangereden. Afzonderlijk van elkaar worden de mannen naar het cellencomplex gebracht. De rest van deze nacht zijn zij te gast aan de Breelaan. Morgen zullen ze worden verhoord, onder meer over een grijze racefiets.

Leo (39) werkt sinds zes jaar bij de politie, Eenheid Midden-Nederland en volgt momenteel de opleiding tot politiekundige bachelor aan de Politieacademie.

dinsdag 3 februari 2015

Niet alleen ik moet wennen aan het nieuwe uniform

 
“Kan papa dan wel een staart maken?’ vraagt mijn dochter. Ik vertel haar dat ik vandaag ook ga werken. Het is een frisse zaterdagochtend in november en ik mag voor de eerste keer in uniform op straat.

We gaan in de ochtend naar een winkelcentrum waar Sinterklaas zijn entree maakt. Het is niet alleen voor mij uniformgewenning, maar ik merk het ook aan de nieuwsgierige blikken van de mensen op het plein. Het nieuwe uniform is nog niet zo lang ingevoerd en sommige mensen nemen mij en mijn coach dan ook boven tot onder op. Een jochie van een jaar of tien komt naar me toe en kijkt me ondeugend aan: ‘Ga je boeven vangen?’ vraagt hij wat uitdagend. Vrolijk antwoord ik dat we speciaal op zoek zijn naar jongetjes met blauwe jasjes. Ietwat verschrikt kijkt hij naar beneden en rent dan lachend weg.

Tussen de middag eten we op een bureau een boterham. Ik moet naar het toilet wat een hele onderneming blijkt te zijn met het veiligheidsvest, de windstopper en daarover de winterjas aan. Met enig evenwicht probeer ik ook de portofoon niet van m’n koppel te laten glijden. Op de toilet bedenk ik mij of het een rare vraag zou zijn hoe andere vrouwelijke collega’s dat nou doen.

In de middag ga ik samen met mijn coach met een onopvallend voertuig de wijk in. We krijgen een aanvraag voor assistentie bij een aanrijding. Ter plekke blijkt het gelukkig alleen om blikschade te gaan. Mijn coach stelt vriendelijk voor dat hij het verkeer tegenhoudt en ik het wegdek vrij maak. Aangezien het een vrij drukke T-splitsing is en dichtbij de snelweg lijkt me dat op m’n eerste dag in uniform een fideel aanbod. Als een gedreven huisvrouw begin ik dan ook keurig te vegen. ‘Alleen de grote stukken en het glas’ roept hij me toe. ’Het verkeer moet er langs kunnen!’

Aan het eind van de middag zien we een man bellen tijdens het autorijden. Zijn vrouw en kinderen zitten op de achterbank. Het is druk op de weg. We rijden een tijdje achter hem aan totdat er een geschikte plek is om hem te laten stoppen. Mijn coach daagt me uit: of ik het woord wil doen. Nerveus vraag ik de man om het rij- en kentekenbewijs.  Als hij vraagt hoe hoog het bedrag is, roept hij verbolgen: ‘Aah, nee, daar gaat m’n vuurwerk!’ Zijn vrouw laat het niet na om er ook nog een schepje bovenop te doen en bijt hem toe: ‘Ik zei het toch, leg die telefoon nou neer’. Ikzelf sta er wat ongemakkelijk bij. Gewend aan het uniform ben ik ondertussen wel.”


Esther (41) werkt als managementassistente op de Politieacademie. Na 12 jaar wilde ze ook wel eens ervaren hoe het werk op straat is. Daarom volgt ze nu de opleiding tot politievrijwilliger.