dinsdag 9 juni 2015

Machteloos

“4107 wilt u gaan naar het Margrietplantsoen, daar hebben de buren een hoop herrie gehoord en gegil van een vrouw. Er staan een man, een vrouw en haar kind ingeschreven”.
We rijden naar het aangegeven adres en willen aanbellen. Zover komt het echter niet, uit een geopend raam op de eerste verdieping steekt een ontbloot bovenlijf. De man vraagt wat we komen doen. We geven aan dat we een melding hebben en dat we hem graag even willen spreken. “Er is niets gebeurd, waarom willen jullie praten?” We kalmeren de man en zeggen dat we niet over straat willen schreeuwen en dat we echt even met hem willen spreken.

Even later staan we voor de voordeur, die inmiddels is opengegaan.  Vrij snel komt een vrouw achter hem staan. Zij zegt niets en knikt met hem mee als hij herhaalt dat het goed gaat. Ze oogt rustig, maar ik weet dat schijn soms bedriegt. We confronteren het stel met de melding die wij kregen. Weer neemt manlief het woord. Zij hebben een relatie, er zijn wat woorden gevallen maar verder is er niets gebeurd.

Als ik meer dan drie keer achter elkaar hoor dat er niks is, krijg ik altijd jeuk en ik denk dat er wel degelijk iets gebeurd is en ik zeg dat ook tegen de man. Ik vraag of we toch even binnen mogen komen. Soms kun je aan de inboedel zien wat zich afgespeeld heeft. Ik vraag of er nog meer mensen in de woning zijn. Er is nog een peuter van drie, hij ligt op bed. Ik vraag of het joch erbij was. De vrouw schrikt van mijn vraag en zegt dat er hooguit wat woorden gevallen zijn. Het was immers mooi weer en onder invloed van een biertje zegt hij nu eenmaal meer dan normaal. Ik knik begrijpend. Ik wil weten wat er is gebeurd. Mijn collega neemt de vrouw  mee naar een ander vertrek.

Ik leg de man uit dat we denken aan huiselijk geweld en dat we ons zo min mogelijk met mensen hun privézaken willen bemoeien. Eigenlijk net genoeg om de zwakkeren te beschermen. Ik heb de indruk dat manlief niet de zwakkere is in dit geval en dat mevrouw en peuter iets hebben meegemaakt dat gestopt moet worden. Ik zie echter geen sporen van fysiek geweld. De man krijgt zijn praatjes terug en vraagt wat we hier nog doen.

Ik ben boos. Voor ik het weet hoor ik mezelf zeggen: “Jij en ik weten wat hier heeft plaatsgevonden. Ik kan het niet bewijzen, maar dat maakt het niet minder ernstig. Je zult je agressie anders moeten gaan afreageren. Ik maak hiervan melding bij Jeugdzorg, die zullen hierheen komen voor een gesprek.” De man knikt en zegt dat hij het begrijpt. Hij krijgt hoop dat we zonder hem vertrekken, denk ik.

Ik zie mijn collega terugkomen met mevrouw. Ze kijkt naar de grond. Mijn collega gebaart dat we klaar zijn. We stappen weer in de auto. ‘En?’ Vraag ik. Dan vertelt mijn collega dat de vrouw bang is voor haar vriend. Hij had haar die middag geslagen. Ze had geen zichtbare verwondingen. Ze vroeg mijn collega het zo te laten, anders zou ze alles alsnog ontkennen.

Ik voel me machteloos als politieagent. Maar ben wel  blij dat ik de man tenminste gewezen heb op de consequenties als hij opnieuw zijn handen laat wapperen. Tenminste, als mevrouw de volgende keer wel zichtbare verwondingen heeft en aangifte durft te doen…

Leo werkt bij Eenheid Midden-Nederland en volgt de opleiding tot politiekundige bachelor aan de Politieacademie.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten